Oorsprong
In de 19e eeuw waren er talrijke Duitse jachthonden, variërend in grootte, vorm en kleur. Het concept van ras verscheen aan het einde van de eeuw en er verschenen verschillende soorten honden. Toen de Duitse Langharige Pointer Club de standaard definieerde, bleef alleen de witte en leverkleurige vacht behouden. De zwart-witte pups werden daarom aan boeren en jagers in de regio Münster gegeven, waarvan een deel uit uitstekende bloedlijnen kwam. Deze pups werden vervolgens gefokt zonder zich zorgen te hoeven maken over de kleur, en ongetwijfeld gekruist met andere rassen zoals spaniëls of setters. In 1919 werd de Grote Münster-spaniël erkend als een op zichzelf staand ras, los van de Kleine Münster-spaniël.