Oorsprong
De Ierse rood-witte setter, een nauwe neef van de Ierse Setter, dateert uit de 18e eeuw, maar het is mogelijk dat hij al veel eerder bestond, aangezien rode en witte jachthonden worden beschreven in teksten uit het begin van de 16e eeuw. Setters waren populaire sporthonden bij rijke landeigenaren in de 17e en 18e eeuw, maar tegen het einde van de 19e eeuw kreeg de Ierse Rode Setter de voorkeur en was de rood-witte variant bijna verdwenen. Het voortbestaan van het ras is te danken aan een aantal fokkers die hebben gewerkt om het na de Eerste Wereldoorlog nieuw leven in te blazen.