Uit de beschikbare wetenschappelijke gegevens blijkt dat katten die droogvoer eten, minder water innemen dan katten die natvoer eten. Toch ontwikkelen de meeste katten die droogvoer eten geen nierstenen. In sommige gevallen waarin de kat vatbaar is voor aandoeningen van de urinewegen, kan droogvoer de evolutie van de aandoening echter in de hand werken.
Aandoeningen van de lagere urinewegen (blaas en urinekanaal) zijn een reeks stoornissen die soortgelijke klinische symptomen veroorzaken bij honden en katten. Idiopathische cystitis bij katten en bacteriële infecties bij honden komen het vaakst voor. Ook nierstenen worden vaak aangetroffen, hoewel ze niet het meest frequente probleem zijn. Studies tonen aan dat een dieet op basis van droogvoer geen primaire oorzaak is van deze aandoeningen bij huisdieren. Het zijn obesitas en stress die het risico op aandoeningen van de urinewegen het meest verhogen.
Gezonde huisdieren die droogvoer krijgen, blijven gehydrateerd door te drinken. Katten zijn over het algemeen echter slechte drinkers. Hun voorouders leefden in de woestijnen van het Midden-Oosten, en hoewel de gedomesticeerde katten van vandaag daar ver van af staan, blijven ze nog een aantal kenmerken gemeen hebben. Los van die erfenis hebben bepaalde rassen ook meer aanleg voor nierstenen dan andere. Het dieet speelt daarbij een belangrijke rol, omdat het de concentratie van mineralen en andere stoffen in de urine kan reguleren en zodoende de vorming van nierstenen kan voorkomen. Purina biedt droogvoer dat speciaal is samengesteld voor katten met aandoeningen van de lagere urinewegen (bv.PURINA® PRO PLAN® VETERINARY DIETS Feline NF Renal Function). Vraag je dierenarts om advies bij de beste voedingskeuze voor je huisdier.
Dus hoewel natvoer beschouwd kan worden als de ideale optie in geval van problemen met de urinewegen, kan droogvoer ook een goed alternatief zijn. Bovendien kan een complete en evenwichtige voeding op basis van droogvoer een perfecte optie zijn voor katten en honden die geen aanleg hebben voor aandoeningen van de lagere urinewegen of bij wie geen van de primaire oorzaken ervan is vastgesteld.